Les couleurs de l’infamie (1999) is het literaire testament van de Egyptische schrijver Albert Cossery (1913-2008), de kortste roman uit zijn in omvang bescheiden, maar naar intrinsieke waarde groots en onnavolgbaar oeuvre. Al in het midden van de jaren 1980 kondigde Cossery deze roman voor het eerst aan als Petits voleurs et grands voleurs: uiteindelijk moesten de Cossery-adepten bijna vijftien jaar geduld uitoefenen alvorens het boek daadwerkelijk werd gepubliceerd. En dan nog onder een andere titel. De eerste Nederlandse vertaling bewaart, als mooi eerbetoon, de oorspronkelijke werktitel: Grote dieven kleine dieven. In een uiterst elegant, puur en verfijnd proza hangt Cossery een ontluisterend beeld op van de grootstad Caïro, waar corruptie en misdaad de dienst uitmaken en de kleine luizen (‘sinds lang in overlevingsstrategieën bedreven gepeupel’) in de stinkende pels van de metropool het hoofd boven water proberen te houden. Met bijtende spot klaagt Cossery de machthebbers en opportunisten aan, terwijl hij zijn centrale personages — bedelaars, gauwdieven en verloederde filosofen — met een mild existentialisme benadert. Hoewel de stumpers en sukkelaars teren op het corrupte systeem om te overleven, vinden ze tegelijkertijd een bijna cynische vreugde in de absurde onomkeerbaarheid van hun ‘rampzalig stedelijk nomadenbestaan’. De ‘Voltaire van de Nijl’ levert met Grote dieven kleine dieven een weerzinwekkend slotdeel af van de ‘lange geschiedenis van de menselijke verwerpelijkheid’.
Lees het volledige interview op: